Kort lontje? Mogelijk had ik helemaal geen lontje.
Van boosheid naar tot zegen zijn
Rolf: Sommige mensen hebben van nature een kort lontje. Soms denk ik dat ik helemaal geen lontje had.
Geen lontje?
Een ding dat erg opviel toen ik opgroeide, was dat ik een heel kort lontje had. Ik stel het me voor als een staaf dynamiet met een lontje er aan, en sommige mensen hebben een hele lange lont en sommigen een beetje kortere, maar soms denk ik dat ik niet eens een lont had. Ik kon zomaar ontploffen en woedend worden.
Mijn boosheid duurde nooit lang, en daarna voelde ik me heel stom. Het was als een flinke explosie. Meestal was ik boos op de situaties, niet op mensen. Ik herinner me dat ik op mijn werk aan het lassen was, ik was iets aan het maken, en zo gefrustreerd raakte dat ik het hele lasapparaat oppakte en door de ruimte gooide. Voor zover ik me kan herinneren heb ik nooit mensen pijn gedaan, maar ik kon wel heel boos worden. Dat was wat me het meest kenmerkte als jonge man.
Eigenlijk was ik heel gefrustreerd over mezelf omdat ik wist dat het niet goed was. Ik ben opgegroeid in een goed christelijk gezin en ik kende God. Ik wilde Hem persoonlijk leren kennen. Ik wist dat mijn wijze van doen niet acceptabel was, maar ik wist geen enkele manier om er wat aan te veranderen.
Toen ik trouwde merkte ik dat deze dingen niet zomaar veranderden. Er was geen sprake van dat ik mijn vrouw, kind of andere mensen die ik ontmoette pijn zou doen, maar hoe kun je mensen helpen als je zo bent? Ik wilde op z’n minst een goede relatie met mensen hebben, maar vanwege mijn probleem met boosheid kon ik daar nooit echt zeker van zijn.
Je eigen leven haten
Kort nadat ik getrouwd was en vader werd, hoorde ik het evangelie op een manier uitleggen die ik nog nooit eerder had gehoord. Ik hoorde spreken over verzen zoals 1 Petrus 1:16 “Weest heilig, want ik ben heilig” en ik wist ik wel dat God dat had gezegd en ik had ze gelezen, maar nooit in de zin dat het ook mogelijk zou zijn, omdat niemand de weg daarnaar toe kende. Maar nu hoorde ik: “Er staat er geschreven; daarom moet het mogelijk zijn.” Dus toen ik dat hoorde, en ook hoorde over de weg, om je eigen leven te haten en te verliezen, gaf dat een nieuwe wending aan mijn leven. Ik herinner me dat ik dacht: “Eindelijk kan ik nu iets doen aan deze dingen die me zo dwars zitten!”
Jezus zegt: “Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven.“ Johannes 12:25. Dat vers werkte echt in mij. Hij zegt niet: “Hij die haat wat de anderen kunnen zien”, maar “Hij die zijn leven haat.” Het is wat van binnen zit – al die gedachten, ideeën en wat daaruit voortkomt. Al deze dingen die verdeeldheid brengen tussen de mensen, dat is wat ik moet haten. Het gaat namelijk niet alleen om de uitbarstingen van toorn. Ik ben opgegroeid met de gedachte dat ik iets met de buitenkant moest doen. Maar ik zou niet alleen iets moeten doen met wat de mensen zien. Wat er uit mij komt, laat eigenlijk zien waar ik vanbinnen mee bezig ben geweest.
Het ging niet automatisch, maar stukje bij beetje. Ik begon de boosheid zo te haten! Ik haatte het al, maar nu haatte ik het zelfs nog meer. Omdat ik een relatie met Jezus wilde krijgen. Als ik vasthoud aan een gedachte die niet in Zijn koninkrijk past, hoe kan ik Jezus dan ontmoeten als Hij terugkomt? Als Hij nu terug zou komen, wat dan? Zou mijn houding dan bij Zijn koninkrijk passen?
Van haten en boosheid naar tot zegen zijn
Het grootste is om Gods Woord als volkomen waar en zeker te beschouwen. Een vers dat me door de jaren heen echt geholpen heeft, is 1 Peter 3:9: “… maar zegent integendeel.” Ik dacht: ik moet in staat zijn te kunnen zegenen, dus dat is het tegenovergestelde van wat ik van nature doe. Van nature zorg ik voor verdeeldheid, maak ik verwijten en zet ik me tegen mensen af. Maar in plaats daarvan is het nodig dat ik me bekeer en een totaal ander leven ga leiden.
Een ander vers dat vaak in mij heeft gewerkt, is Galaten 5:24. “Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.” Dat is een soort algemene uitdrukking. Maar in het dagelijks leven betekent het dat ik bij elke gedachte, bij elk woord en elke daad, bij de manier waarop ik dingen doe of waaraan ik mijn geld uitgeef, het vlees gekruisigd heb.
Wanneer ik een gedachte heb over iets of iemand die niet in overeenstemming is met Gods wet, dan kan ik niet zegenen. Ik kan het goede niet doen. Ik kan niet aan de behoeften voldoen. Het vreemde is dat ik altijd van mensen gehouden heb. Ik denk dat dat de reden is waarom mijn boosheid zo frustrerend was. Ik kon niet met mensen omgaan, omdat ik zo vol zat met mijn eigen ideeën, en dat bracht scheiding.
In het vlees zijn zoveel dingen waar ik aan vastzit, dus ik ben dankbaar dat ik deze gedachten kan herkennen, ze kan verloochenen en zo steeds vrijer kan worden. Er staat in Hebreeën 12:11 dat het op het moment zelf geen vreugde brengt, maar aan de andere kant weet ik dat ik hierdoor steeds meer verander. Dus dat geeft me hoop. Stukje bij beetje kan ik beter met mensen omgaan en goed voor hen zijn, wat er ook gebeurt. Het doet er bijvoorbeeld niet zo veel meer toe als mijn collega’s het tegenovergestelde vinden van wat ik vind, omdat ik om hen geef.
Lees ook: Hoe neem ik elke gedachte gevangen?
Sorry zeggen
Eerst werd ik ook boos tegen de kinderen, ik moest vaak sorry tegen hen zeggen. Ik zei bijvoorbeeld: “Sorry voor de manier waarop ik het zei, maar je moet wel doen wat ik zeg.” Het was niet echt fout wat ik zei, maar de manier waarop ik het zei was helemaal fout.
Later, toen mijn oudste kind veel ouder was, zei ik tegen hem: “Het spijt me echt hoe ik met je omging.” Ik wist dat het niet altijd zo goed was gegaan, niet in het minst in verband met mijn boosheid waar ik niet altijd overwinning over had, vooral toen hij klein was. Maar ze zijn zo vergevingsgezind. Mijn zoon zei: “Papa, ik herinner me van thuis alleen goede dingen.” Toen sprongen de tranen in mijn ogen.
Dus nogmaals, de manier waarop de mensen je zien, betekent echt niet zo veel, niet als je op zoek bent naar het leven van Christus. Je ziet je eigen zonde die vanbinnen woont, en je haat het.
Vrede in huis
Ik denk dat je ons thuis nu kunt beschrijven als heel vredig en goed. Op het eerste gezicht ziet het er misschien niet zo uit. Ik heb veel jongens, als ze thuis zijn met hun vrienden maken ze veel lawaai als ze met elkaar stoeien en ze maken soms ruzie over dingen; er gebeurt van alles en het is best druk. Maar dat betekent niet dat er geen vrede is.
Vrede is dat het goed is tussen mensen, en dat ik in elk geval niet de vrede verstoor, maar juist aan de vrede bouw. Dat mensen hun eigen meningen, hun eigen manier van doen, en hun eigen stem hebben, dat maakt niet uit. Te midden daarvan kan het heel vredig zijn. Ik weet ook dat er ruimte is voor verbetering. Ik kan een bijdrage leveren aan de vrede, want een vader heeft grote invloed op hoe het thuis is. Als ik een overwinningsleven heb, heeft dat een enorme invloed op ons huis.
Een uitbarsting van boosheid begint met één gedachte
Waar ik nu aan werk, zijn deze kleine gedachten over mensen. Hoe ver gaat een uitbarsting van toorn? Sommige mensen vermoorden anderen daardoor, maar hoe zit het met een negatieve gedachte over iemand? Vaak leidt het tot boosheid. Het is maar heel klein en het zit van binnen. Niemand ziet het. Maar als je het eens bent met die gedachte en er bij stilstaat, is dat niet wat leidt tot een uitbarsting van toorn?
Je merkt het wanneer je nauw met mensen samenwerkt. Ik ben nu 33 jaar met mijn vrouw getrouwd. Soms merk ik dat er een kleine gedachte over haar opkomt, over wat ze doet of zegt, en gelijk ontstaat er een afstand tussen ons. Is dat niet iets om meteen aan te pakken? Het komt er niet uit. Ik gooi niet meteen met dingen en schreeuw niet tegen mensen, maar ik merk dat ik toch nog deze kleine gedachten tegen anderen heb en tegen wat ze doen. Ik ben enorm dankbaar dat ik deze kleine gedachten kan opmerken en er wat aan kan doen.
Een onvernietigbaar leven
Door de jaren heen heb ik vaak gedacht aan het vers waar staat: “de kracht van een onvernietigbaar leven.” (Hebreeën 7: 15-16) Dat is over Jezus geschreven. Dat is wat ik wil – een onvernietigbaar leven vol liefde, zorgzaamheid, goedheid en blijdschap. Ik wil een gelukkig mens worden, onverwoestbaar gelukkig – niets kan het kapotmaken, niets kan het beïnvloeden.
Als je aan Jezus denkt, die werd bespot zelfs al voordat Hij aan het laatste deel van zijn leven begon, en daarna spijkerden ze Hem aan het kruis, Hij hing daar, en toch kon Hij nog steeds voor de mensen bidden. Ik denk daar vaak aan. Hij zei: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Lukas 23:34.
Dat is wat ik wil. Ik weet niet hoe mijn leven zal eindigen. Maar dat leven, dat is onverwoestbaar. Het is zo bestendig en blijvend dat er niets is wat daar een eind aan kan maken. Wat mensen ook doen, mijn eerste reactie is om altijd goed te zijn voor die persoon. Dat is het leven van Jezus en dat is wat ik wat wil- liefde, goedheid, gerechtigheid en al deze dingen waar het koninkrijk der hemelen uit bestaat. Ik ben er nog niet, maar ik weet dat het komt en ik kan dit leven zien groeien als ik mijn boosheid beetje bij beetje overwin. Dat is het evangelie waar ik me toe heb bekeerd, en daar heb ik alles aan te danken.